De notenkrakers

Het is september. De laatste maand van de rijpe vruchten. Ben benieuwd wat de oogst van mijn stadswandeling wordt en ik loop met mijn hoofd in de wolken. Bomen hangen vol met kastanjes, beukennootjes en hazelnoten, maar op de grond liggen nog geen rijpe. Wel liggen er overal eikels, maar die kun je niet eten.

Bij de hazelaar in de verte staat een fiets. Waar een fiets is, is een mens, denk ik en ik loop erop af. De struik hangt vol vruchten, maar ik kan er niet bij. Uit het struikgewas duikt een man op. Hij loopt naar mij toe en zegt: ‘Findik.’ Dat is Turks voor hazelnoot. Tussen zijn tanden kraakt hij er één.
‘Kijk, lekker.’

We praten vooral met gebaren. Hij heeft al een plastic zak vol.
‘Voor winter,’ zegt hij en geeft de mooiste aan mij. De man draait zich om en schudt aan de takken. Het regent hazelnoten.
‘Nog meer. Voor jou.’
Voordat ik iets kan zeggen, raapt hij de gevallen noten op en verdwijnt tussen de takken. Ik pak er ook een paar en loop terug naar huis.

Ik moet denken aan de man met de hamer. Hij zat hier vorig jaar op een bankje en leerde mij hoe je een hazelnoot kunt kraken.
‘Heel simpel,’ zei hij. ‘Met een hamer. Twee tikken is genoeg.’
Zo kraakte hij de ene noot na de andere. Zo af en toe kreeg ik er ook een. Hij kon net zo goed vertellen als noten kraken, hij kende als geen ander de parken van Rotterdam en beklaagde zich dat er te weinig plukbomen zijn.
Ik weet nu waarom. In mijn jaszak zitten maar een paar hazelnoten. Dat is mijn stadparkoogst van dit jaar.
In oktober kun je paddenstoelen jagen, misschien heb ik in het bos meer geluk.

Meer weten?
Luister naar mijn column bij  Chris Natuurlijk van Radio Rijnmond.